Hoewel al in 1671 Jan van der Heijden in Amsterdam de brandspuit uitvond, moest men zich in De Krim tot 1920 met het blussen van branden nog steeds behelpen. Burenhulp door middel van het aan elkaar doorgeven van emmers water was het enige, dat erop zat, als ‘de rode haan kraaide’. Te primitief en volstrekt onvoldoende, vond men al in 1908 in De Krim, maar op een verzoek om een eigen brandspuit reageerde de gemeenteraad van Gramsbergen afwijzend. Men oordeelde het nog niet nodig. Alle huizen stonden immers aan het water en blussen kon dus geen probleem zijn!
Toen echter in 1919 de burgermeester van het Drentse Oosterhesselen verzocht mee te werken aan de financiering van een brandspuit in het aangrenzende Nieuwlande, werden de gemeentebestuurders eindelijk wakker. Hoezo geld besteden aan een gemeente, in wiens nabijheid maar enkele huizen stonden, die tot De Krim gerekend werden en het eigen drop verwaarlozen? Dat kon natuurlijk niet en zo werd besloten tot de aankoop van een handbrandspuit voor De Krim. Er werd een brandspuithuisje naast de voormalige openbare school gebouwd en in 1920 kocht men een brandspuit met twee zuigerpompen voor f 550,-.
Er werden een opperbrandmeester, brandmeesters en spuitgasten aangesteld om de spuit te bedienen en de gemeente dacht, dat ze hiermee hun plicht gedaan had. Toen men dan ook in 1927 urenlang bezig geweest was om een brand bij de familie Kloosterman te blussen, wilden B. en W. van Gramsbergen geen vergoeding voor gederfde inkomsten uitkeren. Ook de veldwachter kreeg niets, maar die was natuurlijk ook geen vrijwilliger. B. en W. wilden overigens wel de kosten van ‘de verversingen’ betalen. De opperbrandmeester en de brandmeesters richtten zich nu tot de gemeenteraad en dat hielp. Op 27 maart 1928 werden er voor het eerst vergoedingen voor de brandweerlieden vastgesteld en wel op dertig cent per uur. Nu werd ook de organisatie van de Krimse brandweer beter geregeld. Er werden 47 brandweerlieden benoemd met als commandant H.Colenbrander en als zijn plaatsvervanger brandmeester Wybe de Jager. Omdat er telkens acht mannen, die steeds moesten worden afgelost, aan elke kant van de spuit de vier pompzwengels op en neer moesten bewegen, waren er veel ‘pompers nodig. Daar kwam dan nog de klokkenluider bij, die bij een brand de klok van de Hervormde kerk moest luiden om de brandweerlieden te waarschuwen.
In augustus 1949 bereikte de gemeenteraad van Gramsbergen een bijzonder schrijven. De aardappelmeelfabriek Onder Ons bood aan de aankoop van een motorbrandspuit voor De Krim zelf gedeeltelijk te willen bekostigen op voorwaarde, dat dit zeer moderne apparaat bij die fabriek zou worden ondergebracht. De brandspuit zou door het bestaande korps bemand moeten worden en de Onder Ons bood aan f700,- van de benodigde f1100,- te betalen. De schenking werd dankbaar aanvaard, maar het gemeentebestuur verklaarde nog wel het recht te behouden ‘om de brandspuit ten dienste van de gemeente blijft’. Zo kreeg De Krim zijn eerste motorbrandspuit.
Natuurlijk werd het korps nu behoorlijk ingekrompen.Pompers waren immers niet meer nodig.Ook de klokkenluider was van begin 1942 overbodig, omdat men overgegaan was op telefonische brandmelding.Bij O.Wemmi, H.Schuring, W.de Jager, R.Groeneveld, J.F.Fleurke en J.Mastenbroek, die verspreid lang het kanaal woonden, werden bordjes met ‘Brandmelding’ geplaatst. In geval van brand moesten zijn onmiddelijk gewaarschuwd worden, zodat zij de brand ook onmiddelijk konden melden aan de brandweercentrale bij de ‘Onder Ons’, telefoonnummer 1. Die waarschuwde dan ook weer onmiddelijk de spuitgasten. In 1948 waren er nog maar dertien brandweerlieden met J.Wolterink als groepscommandant/motordrijver. De motorspuit werd getrokken door een auto en er moest dus ook altijd een chauffeur beschikbaar zijn. Tot 1950 deed deze motorspuit dienst. Toen werd hij vervangen door een autobrandspuit op het chassis van een Dodge Beep, die speciaal voor De Krim werd gebouwd. De capaciteit bedroeg tweeduizend liter per minuut en de prijs was f 11.955,-. Er kwam f 2000,- voor rekening van de Onder Ons, f 5000,- was bijeengebracht door de inwoners van De Krim zelf en het restant was voor rekening van de gemeente. Op 13 maart 1950 werd de nieuwe aanwinst overgedragen aan het brandweerkorps De Krim.
Helaas viel niet altijd te rekenen op de betrouwbaarheid van de Dodge Beep. Toen het korps van Gramsbergen in 1959 ook een nieuwe autospuit kreeg en voor de feestelijke ingebruikneming alle collega’s uit de omgeving waren uitgenodigd, kwam De Krim niet opdagen. Aan de Beukenlaan, even voorbij de begrafenplaats, begaf de motor van de Dodge het en wat men ook probeerde, hij bleef het begeven. De autospuit moest worden weggesleept en de mannen misten een gezellig uitstapje. Gelukkig kon de motor weer zo goed gerepareerd worden, dat hij tot december 1963 zonder problemen dienst kon doen.
De Dodge werd opgevolgd door een moderne manschappen – materieelwagen op een Bedford chassis, gebouwd door de firma Berwi in Winschoten voor f 11.100,-. Op 14 december 1953 werd hij in dienst gesteld en deze wagen bleef tot 1981. Nieuwe eisen maakten de aanschaf van een tankautospuit van het merk Mercedes Benz noodzakelijk. Voorzien van een centrifugaalpomp, een watertank met een inhoud van 1500 liter en een manschappenruimte was dit voertuig toen het neusje van de zalm. Natuurlijk konden deze moderne wonderen van techniek niet meer in een loods bij de ‘Onder Ons’ gestald worden en dus bouwde men in 1963 een aparte brandweergarage. Vijfendertig jaar later werd deze garage door een grootscheepse verbouwing en uitbereiding in een brandweerkazerne herschapen, die op 18 september 1999 officieel werd geopend. De ‘Onder Ons’ had na 1963 overigens een eigen bedrijfsbrandweer gesticht.
Er veranderde nog veel voor de brandweer in De Krim. In 1980 kwamen de ‘piepers’, de meldontvangers, in gebruik. Vanaf 1985 werd een rangenstelsel ingevoerd, waardoor de opleidingen voor het behalen van een hogere functie werden aangescherpt. In 1997 ging de Krimse brandweer grensoverschrijdend samenwerken met de brandweer van Hoogeveen. Omdat men veel sneller dan de Drentse collega’s in Nieuwlande en Elim kon zijn, werd het brandbestrijdingsgebied met deze dorpen uitgebreid. Dat hadden de gemeentebestuurders van 1919 nog eens moeten meemaken! Twee jaar later volgde een zelfde overeenkomst met Coevorden voor het dorp Dalerpeel/Nieuwe Krim.
In 1999 deed de eerste brandweervrouw, Ina Hamberg-schonewille, haar intrede in de groep. En… per 1 januari 2000 ging de gemeente Gramsbergen op in de grote gemeente Hardenberg. Was het dan toch aan deze schaalvergroting te danken, dat de brandweergroep De Krim in 2004 de beschikking kreeg over het modernste van het modernste materiaal. Een tankautospuit van het merk Man, type 14.225 LLLF met alles erop en eraan; kosten €229.000,-. Op 13 maart van laatstgenoemd jaar droeg burgermeester Meulman van de gemeente Hardenberg het pronkstuk over. In het volste vertrouwen, dat de brandweergroep De Krim hiermee deskundig en verantwoord blussend, maar ook reddend (bij O.a. auto-ongelukken) bezig zou zijn. Van een handbrandspuit naar een met de modernste snufjes uitgeruste tankautospuit, een werkelijk revolutionaire ontwikkeling in vierentachtig jaar.
Kaderstukje: Jacht op de maan
Tonko Edzes is een driftkop, die denkt alles naar zijn hand te kunnen zetten. Zelfs de maan! Bij heldere nachten, als er vorst dreigt, is hij vol zorg over zijn opkomende aardappels. Naar zijn idee is de maan de veroorzaker van het naderende onheil en dus schiet hij er ‘s nachts, als de maan goed te zien is, zijn jachtgeweer op leeg.