We hadden afgesproken dat Huib nog eens zijn herinneringen aan zijn schooltijd op zou gaan tekenen. Daar is hij mee begonnen en de eerste teksten zijn ter correctie aangeboden aan een goede vriendin uit de buurt op 16 januari, op 19 januari overleed Huib. Dit zijn dus letterlijk zijn laatste teksten.
Hoofdstuk I
Het is half juli 1951 en prachtig weer om kwart over negen in de morgen. Een stevige, wat corpulente heer, keurig in ‘t pak, fietst over de lange rivierdijk van Alblasserdam naar Papendrecht. Via het Westeind en het centrum van het dorp bereikt hij ‘t Oosteind, waar hij bij de Prinses Julianaschool tot stilstand komt. Hij zet zijn fiets op het schoolplein, loopt naar binnen de gang in en klopt op de lokaaldeur van het hoofd der school, de heer Lems. Die kijkt hem wat verwonderd aan, maar blijft niet lang in het ongewisse. “Dag meneer Lems”, zegt de heer, “mijn naam is Stehouwer en ik ben de grootvader van uw nieuwe onderwijzer, de heer Minderhoud. Zou ik hem even in zijn lokaal mogen bezoeken?” Lems geeft wat overrompeld toestemming, waarna Opa Stehouwer op mijn lokaaldeur klopt.
Ik laat hem verrast binnen en zeg tegen de klas: “Kijk eens wie we hier hebben! Mijn Opa! Hij komt eens bij ons in de klas kijken, denk ik.” Opa knikt instemmend en zegt: “Dag kinderen. Ja, ik kom eens kijken, hoe jullie je best doen!”
Ik bied hem mijn hoge lessenaar stoel aan, die hij achter in het klaslokaal neerzet, waarna de rekenles wordt voortgezet. Na zo’n twintig minuten draagt Opa de stoel weer naar zijn plaats en zegt tegen de klas: “Beste kinderen, ik ga weer naar huis en blijf goed je best doen, hè” en tegen mij: “Loop even mee!” Ik ga mee naar de gang en hij zegt: “Je doet het goed hoor!” En vertrekt. Na nog even “mijn baas” bedankt te hebben.
wordt vervolgd.