In het ouderlijke huis aan de Dorpsstraat is het stil geworden. Albert is op 27 februari 1959 getrouwd met Alie Bunskoeke en naar Emmen vertrokken. Daar begint hij een eigen bedrijf, gespecialiseerd in het leggen van elektrische leidingen. Na het vertrek van moeder Albertje naar Almelo blijft Roelof jr. er nu alleen achter. Gelukkig kan hij goed voor zichzelf zorgen en gelukkig verdient hij goed zijn brood. Hij werkt bij de firma Vriend in Coevorden en wordt daar zeer gewaardeerd om zijn lichaamskracht. Het zwaarste en vaak smerigste werk is altijd voor Roelof de Jonge. Catharinus en Tiny hebben Dalerpeel inmiddels ook verlaten en wonen in Megen in Gelderland.
Johannes stort zich intussen in het verenigingsleven. Bijna is hij zijn vader opgevolgd als school bestuurslid, maar hij weigert om een zeer begrijpelijke reden. Op de door Roelof sr. zo krenkend ervaren ledenvergadering van 1 april 1960 krijgt hij 10 stemmen en kan als verkozen beschouwd worden. Waar zijn vader zo beledigd is, kan Johannes niet doen, alsof er niets aan de hand is. Dus bedankt hij voor deze functie, maar de aanwijzing tot lid van de nieuwe kascommissie gaat hij niet uit de weg. Een kleine genoegdoening moet dat toch wel geweest zijn.
Johannes krijgt overigens nog genoeg met het onderwijs te maken. Al vanaf 1953 stelt meester Scholten pogingen in het werk een christelijke kleuterschool van de grond te krijgen, mar zijn bemoeiingen lijden voortdurend schipbreuk. Het kleuterschoolbestuur, waarvan hij zelf voorzitter is, vraagt regelmatig om de beschikbaarstelling van een leegstaand lokaal, maar de hervormde bestuursleden, die geen enkele gereformeerde invloed willen toestaan, blijven weigeren.
Op 29 april 1960 echter overlijdt meester Scholten plotseling aan de gevolgen van een verkeersongeval. Dit maakt een geweldige indruk in het hele dorp en ‘t is misschien ook wel van invloed geweest op de houding van de schoolbestuurders. Johannes de Jonge volgt meester Scholten op als voorzitter van de beoogde kleuterschool en hoewel ook “zijn” bestuur niet uitsluitend uit hervormden bestaat, wordt het lokaal zonder al te veel bezwaren direct afgestaan. Op 1 maart 1961 wordt de christelijke kleuterschool geopend en de aanpassing van het lokaal en een gedeelte van het schoolplein is bijna geheel door vrijwilligers tot stand gebracht. Vier jaar later neemt het kleuterschoolbestuur een eigen school in gebruik in een gebouwtje, dat oorspronkelijk als tijdelijke voorziening voor de diensten van de evangelisatie is bestemd. Er wordt namelijk een nieuwe kerk gebouwd, maar daar de kerkenraad bij nader inzien liever tijdelijk van de school gebruik maakt, komt het noodgebouw ter beschikking van de kleuters. Op zaterdag 8 mei 1965 wordt : “Het Pörkennust” door burgemeester Boer geopend en een stralende voorzitter Johannes de Jonge dankt recht hartelijk alle instanties voor de ondervonden hulp en steun. Secretaris van het kleuterschoolbestuur is dan de onderwijzer Jan Baima en dat is niet toevallig. Johannes en Jan zijn eigenlijk gelijkgestemde zielen, die met elkaar veel tot stand brengen. Samen stichten ze in 1965 de muziekvereniging “Tot Ons Genoegen”, waarvan Johannes voorzitter en muzikant wordt en Jan dirigent. Later zal de naam van de vereniging veranderd worden in “De Breiberger Muzikanten”.
Evenals in het zakenleven is Johannes ook hier een meester in het bedenken van “stunt”. De uitvoeringen van T. O. G. trekken altijd veel belangstellenden, omdat er steeds wel wat bijzonders te beleven valt. Johannes wil bij bijzondere gelegenheden graag alles tot in de puntjes regelen. Hij maakt altijd een draaiboek, waaraan ieder zich volledig te houden heeft. Zo is hij meester van de situatie. Hij is ook mede-oprichter van het dorpshuis en wordt na verloop van een aantal jaren ook daar voorzitter van. Na Jan Baima!
De muziekvereniging in actie tijdens van de velen dorpsfeesten.
Als het dorpshuis onder de nieuwe naam “De Breiberg” in 1983, na een tweede ingrijpende uitbreiding, officieel geopend zal worden door gedeputeerde mevrouw Van As-Kleijwegt, heeft Johannes weer alles pijnlijk nauwkeurig geregeld. De openingsceremonie moet natuurlijk iets bijzonders worden en dus is er een ouderwetse draaiburg, een vonder, nagebouwd, die schuin voor de ingang staat opgesteld. De gedeputeerde wordt vriendelijk verzocht op de brug te gaan staan, waarna Piet Vos het toestel in de juiste richting draait. De brug staat stil voor de toegangsdeur en mevrouw Van As kan nu de openingshandeling verrichten. Applaus klinkt op, idereen geniet en Johannes in het bijzonder. Alles is weer uitstekend verlopen!
Speelgoed, tuingereedschap, toiletpapier, je kan ‘t zo gek niet bedenken.
Geen wonder dat hij ook altijd betrokken is bij het organiseren van dorps-en oranjefeesten. Johannes neemt vaak het voortouw en hij wordt meestal gesteund door goede vrienden als Egbert Doeve, Roelof Bos en Bertus Koster. Samen met vertegenwoordigers van allerlei verenigingen wordt er dan weer iets groots tot stand gebracht in Dalerpeel.
Johannes sticht samen met nicht Dinie en meester Warnar (van 1959 tot 1962 aan de school verbonden) als onderdeel van T. O. G. een drumband. Helaas wordt deze jaren later opgeheven. Later zal zoon Henk deel uitmaken van een drietal initiatiefnemers, dat de huidige drumband D.V.D. opricht. Johannes is ook altijd aktief bij het bezoek van Sinterklaas, die zijn aardse zegeningen jaarlijks over zoete en stoute kinderen uitstrekt. In huize De Jonge hangt namelijk op zolder de kledij van de goedheiligman, zodat hij hier zijn thuisbasis heeft.
Intussen moeten er ook zaken gedaan worden. De omzet van de winkel groeit en dat in niet geringe mate te danken aan Bartha en aan het in 1963 aangestelde (16-jarige) winkelmeisje Geke Schonewille. Na tweeënhalf jaar lang hulp gehad te hebben van nicht Dinie, is zij de volgende in de rij gedienstigen en ze blijft in het gezin tot 1973. Dan stapt zij in het huwelijksbootje. Geke is een rots in de branding, waar je op kunt rekenen. Vader, moeder en de drie jongens gaan haar in de loop der jaren steeds meer zien als de “dochter” van het gezin. Ze groeit met de familie op. De winkel is altijd kraakhelder en er heerst rust. Zelfs de eigen kinderen worden uit de winkel geweerd. Ze hebben er immers niets te zoeken. Nog niet tenminste!
De drie zoons…
..en winkelmeisje Geke.
Johannes krijgt in 1968 de kans een taxibedrijfje te beginnen. Frits Keizer, eigenaar van een rijwielzaak, heeft een auto, die hij eigenlijk alleen gebruikt voor ziekenvervoer. Hij verlaat Dalerpeel en Johannes neemt de auto, een oude Chevrolet, en het ziekenvervoer over. Hij gaat zich nu ook richten op ritten met particulieren en krijgt het er weer extra druk mee. Hoewel hij wel van improviseren houdt, is dit toch eigenlijk te veel van het goede.
Gelukkig krijgt hij in 1973 hulp van Piet Vos, een oude vriend, die op een onheuse manier door zijn werkgever ontslagen is en daardoor erg in de put zit. De dokter raadt arbeidstherapie aan en Johannes komt even bij hem lang. “Kun je niet es een keer een ritje voor me doen?”, vraagt hij langs zijn neus weg. Piet neemt het aanbod met beide handen aan en wordt taxichauffeur in de Mercedes, die Johannes intussen heeft aangeschaft.
In ‘t begin verzorgt hij wat ongeregelde ritten, maar al gauw krijgt hij een contract voor minimaal tien uur per week. Dat moeten er meer worden en dus wordt Piet ingeschakeld bij andere werkzaamheden. Die zijn er altijd wel. Zo koopt Johannes regelmatig partijen stalen van vloerbedekking op bij een firma in Genemuiden. Wekenlang zijn beide mannen vervolgens bezig alle stukken rechthoekig af te snijden en ze voor gebruik geschikt te maken. Smalle repen worden omgevormd tot tapijttegels. Johannes biedt zijn op deze manier “toegesneden” vloerbedekking tegen redelijke prijs aan, waarbij het leggen is inbegrepen. Er is veel vraag naar en zo wordt menige kamervloer in Dalerpeel en omgeving door Johannes en Piet bedekt.
Johannes doet ook veel aan het organiseren van het bejaardenwerk, dat zich hoofdzakelijk in het dorpshuis afspeelt. De deelnemers moeten dan wel gehaald en weer thuisgebracht worden en ‘t vervoer is meestal een zaak van het taxibedrijf. Piet voert de ritten uit en schudt dikwijls zijn wijze hoofd. Johannes zegt veel te gemakkelijk “Ja”, ook als hij weet, dat er niet betaald zal worden. Zo kunnen de taxidiensten nooit uit!
Ja, Johannes is veel te gemakkelijk, vindt Piet; vooral op ‘t gebied van zijn auto’s. Er zijn er op den duur twee, een Mercedes en een Pontiac. Een trots bezit, maar voor ‘t schoonmaken ervan heeft Johannes geen tijd en geen begrip en voor het onderhoud maar mondjesmaat. De gezinsleden weten hierdoor precies, wanneer wie thuiskomt. Als ze het portier van een auto horen dichtslaan en direct daarna de huisdeur, is het Johannes; als de pauze tussen beide geluiden aanzienlijk langer duurt, is het Piet. De laatste heeft namelijk altijd nog wel wat te verzorgen of te poetsen na een rit. Piet wijst zijn werkgever ook regelmatig op gebreken of op noodzakelijk te plegen onderhoud, maar dat is meestal boter aan de galg gesmeerd. Als hij hem op een keer zegt, dat de onderkant van de Mercedes nodig in de tactyl gezet moet worden, antwoordt Johannes, dat dat veel te duur is en dat er toch niets te zien is. Wanneer de familie een tijd later met vakantie is, komt er een controleur, die de auto na een inspectie aan de onderkant, onverbiddelijk afkeurt. Piet is er beduusd van. Een Mercedes van vijf jaar oud! Bij terugkeer hoort Johannes het rampverhaal geduldig aan en koopt vervolgens een andere auto. En daarmee is het incident gesloten.
Piet voelt zich op de duur een familielid, min of meer een broer van Johannes. De kinderen hebben het ook altijd over ome Piet en tante Jenny. Ze gaan vaak bij elkaar op visite. ‘t Is een fantastische tijd!
Jans en Piet rijden beiden met de taxi’s.
Johannes is al jarenlang organist in de hervormde kerk. Begonnen op een harmonium bespeelt hij later een elektonisch orgel. Elke zondag begeleidt hij de beide diensten, maar daarbij blijft het niet. Ook bij huwelijkssluitingen en begrafenisdiensten behoort hij aanwezig te zijn. Vaak bemant hij bij laatstgenoemde plechtigheden ook nog een volgauto en dan haast hij zich na het spelen van het laatste lied ijlings naar buiten. Nog juist op tijd kan hij dan zijn plaats in de volgstoet innemen.
De vergoeding is in de zestiger en zeventiger jaren erg laag; enkele guldens per dienst, maar daar maakt Johannes nooit een punt van. Je doet het tenslotte toch voor de kerk;’t is een soort heilige plicht. Gelukkig wordt de druk eind zestiger jaren behoorlijk verlicht, doordat zoon Roel ook orgel leert spelen en al vanaf zijn twaalfde regelmatig invalt. Nog makkelijker wordt het door de komst van de derde organist in de persoon van Gre Doeve, de echtgenoot van het dan pas benoemde schoolhoofd. Voortaan kunnen de diensten verdeeld worden en kan men voor elkaar invallen.
Je doet het tenslotte voor de kerk….
Met Egbert Doeve kan Johannes het ook uitstekend vinden. Samen met de anderen stichten ze de christelijk gymnastiekvereniging D.I.O. (Door Inspanning Ontspanning), waarvan Doeve voorzitter wordt. Johannes wordt als bestuurslid vanzelfsprekend altijd betrokken bij het organiseren van allerlei evenementen. Uiteraard worden zin kinderen ook alle drie lid van D.I.O.
Bartha mocht dan niet zo muzikaal zijn als haar man, ze kon wel heel goed zingen. Toen Johannes in Indië was, maakt zij samen met haar zusje Gé een grammofoonplaatje, dat hem toegezongen werd. De zusjes zongen hierop, terwijl ze zichzelf met gitaren begeleiden, een liedje en er werd een groet vanuit Nederland ingesproken. Johannes was er heel blij mee. Bartha was een trouw lid van het Dalerpeler christelijk gemengde koor S.D.G. (Soli Deo Gloria), dat repeteerde in het verenigingsgebouw achter de kerk. Als er solo’s gezongen moesten worden, was zij hiervoor vaak de aangewezen persoon. Weinig andere leden hadden zo’n prachtige sopraan en zo’n volume.
De zingende zusjes.
Tijd om zich aan ander verenigingswerk te wijden, had Bartha eigenlijk niet. Naast de altijd bezige Johannes was zij de stille kracht, die niet alleen het huishouden, maar ook de winkel beheerde. Zij zorgde voor de betalingen en hield de inkomsten en uitgaven nauwkeurig in de gaten. Klanten, die met haar de afspraak maakten aan het eind van de week te betalen, werden door haar persoonlijk bezocht. Zo kwam, op enkele uitzonderingen na, alles op tijd binnen.
Johannes had niet zoveel interesse in het beheer van de financiën; voor hem waren werk en handel belangrijker. Natuurlijk hield hij een kasboek bij, maar bij het nakijken hiervan bracht hij zijn accountant, Jan Kikkert, aan ‘t eind van het jaar regelmatig tot wanhoop. Al heel snel na het wegbrengen van de bescheiden moest Johannes dan weer van alles gaan uitleggen.
Hij kreeg het helemaal op zijn heupen, als de belastingcontroleur zijn komst aankondigde. Hij moest dan dringend weg of was toevallig net ziek geworden en liet Bartha, die van Johannes boekhoudkunst ook niets begreep, bij het onderzoek aanwezig zijn. Eenmaal, toen hij er echt niet onderuit kon, vertelde hij de controleur, dat hij een belangrijker afspraak had op de boeldag in Slagharen. Haast was dus geboden! Of de man er zich wat van aantrok, vermeldt de geschiedenis niet, maar een echte vriend van Johannes is hij nooit geworden!
De drie zoons groeiden voorspoedig op in een gezinssituatie, waar betrekkelijk veel vrijheid heerste. Maar er waren wel bepaalde leefregels, waaraan de jeugd zich te houden had. Een ervan kenmerkte zich door de uiterst logische uitspraak:”Twaalf uur is twaalf uur! “, betrekking hebbend op de aanvangstijd van het gemeenschappelijke middagmaal. Wie zich daaraan niet hield, kon reken op een corrigerende maatregel, variërend van moeten afwassen tot geen eten krijgen.
Een ander vaststaand gegeven, dat de opgroeiende jongens ingeprent was:”Als je na het examen van school komt, heb je werk. Thuis zitten doen we niet! “. Waarbij er dan van moeders zijde direct het dreigement aan toegevoegd werd:”Ook al ga je naar de boer en desnoods regel ik het zelf! “. Pa Johannes en Ma Bartha meenden het. Er was altijd werk, vonden ze. Als je er maar werk van maakte!
Ze hadden ook alle recht van spreken, want ze hadden immers zelf ook van alles aangepakt. Dat deed Pa Johannes nog en hij oogstte er bij zijn jongens grote bewondering voor. Zo kocht hij bijvoorbeeld eens een partij opblaasboten en bood ze via een advertentie tegen extra lage prijzen aan. “Wegens ruimtegebruik tegen lage prijzen te koop! “. Slechts een klant merkte terecht op “dat niet opgeblazen boten eigenlijk helemaal niet zoveel ruimte in beslag nemen! “. Johannes lachte er wat om. Veel publiciteit had hij niet nodig, want het door hem zelf vertelde verhaal, dat “Jans” weer wat nieuws te koop had, sprak zich snel rond. Binnen de kortste keren was hij de hele voorraad kwijt en dat was maar goed ook, want er was inderdaad eigenlijk geen ruimte voor. Een andere keer kocht hij bij een failliete pianofabriek ongezien een partij trommelstokken. Later bleken dit er zo’n drieduizend te zijn. Nog steeds is deze partij niet uitverkocht. “De kosten zijn er al lang weer uit”, zegt Pa de Jonge. “Elke trommelstok die ik nu nog verkoop, is mooi meegenomen! “.
En zo ging het ook met andere artikelen. Bij een vertegenwoordiger kocht hij eens honderden herenpantalons tegelijk. De hele winkel hing er vol mee en de toeloop was groot. Op een gegeven ogenblik stonden er overal mannen broeken te passen; in de keuken, in de kamer, op de w. c, boven, achter de toonbank. Maar ze gingen wel allemaal de deur uit, de mannen met de broeken, voor zo’n twee tientjes per stuk.
Nog een voorbeeld: Bij een t. v zaak kocht hij twintig inruiltoestellen, waarna hij bij de aankoop van drie l.p.’s (langspeel-grammofoonplaten) een gratis t v.-toestel aanbood. Door zijn kinderen gevraagd, waarom hij niet drie l.p.’s gratis aanbood bij aankoop van een toestel, legde hij geduldig uit hierdoor klachten over eventueel niet goed functioneren te vermijden. De l.p.’s deden het immers altijd en de t.v.’s waren gratis. En over iets dat je gratis gekregen had, kon je toch niet klagen, als het niet helemaal naar wens functioneerde! Hoewel er met Pa Johannes best te praten viel, nam hij ten opzichte van zijn zoons altijd wel de beslissingen. Daar viel dan ook niet meer over te discussiëren. Ma Bartha werkte dan ook wel in de hand door bij een dringend of wat ingrijpend verzoek steevast te zeggen: “Ga maar naar je vader! “. Of ze het met Pa’s beslissing eens was, kregen de jongens nooit te horen. Dat vochten de ouders onderling wel uit, naar buiten trokken ze altijd een lijn.
Er was ook nog een zesde gezinslid. Dat was de hond. Eerst een Schotse collie, ook wel naar het vroeger zo bekende t. v. -programma een “Lassiehond” genoemd en dus Lassie geheten. Omdat sommige klanten bang voor hem waren, werd hij verkocht. Enkele jaren later kwam Blackie, een zwarte poedel in drie uitvoeringen. Blackie I werd dertien jaar, Blackie II door een botsing met een motor dertien maanden en Blackie III bijna tien jaar. De laatste Blackie was een verschoppeling, meegenomen uit een kennel. Een gebrekkig diertje, dat veel zorg behoefde en ook kreeg.
De jongens gingen natuurlijk in Dalerpeel naar school en doorliepen met zoveel vrucht alle leerjaren, dat ze daarna de Christelijke M.U.L.O. (M.A.V.O.) in Nieuwlande konden bezoeken. Roel behaalde daar zijn diploma en ging vervolgens naar de H.T.S. in Zwolle. Dat bleek te hoog gegrepen en dus besloot hij na een jaar naar de M.T.S. in Hoogeveen te gaan. Deze opleiding rondde hij met goed gevolg af en na de militaire dienst ging hij aan ‘t werk bij de firma Honeywell in Emmen. Na nog tweemaal van werkgever veranderd te zijn, werd hij aangesteld bij de N.A.M. Vier en half jaar werkte hij op een boorplatform in de Noordzee, waarna hij in Schoonebeek weer aan land ging. Hij trouwde op 27 juni 1980 met Gea Krijthe uit Zwartemeer en vestigde zich in Coevorden.
Roel was de muzikant van het gezin. Uiteraard bij T.O.G. leerde hij de bugel te bespelen en ook als kerkorganist trad hij regelmatig op. Als toetsenist was hij tot 1981 (het jaar van zijn zeegang) een gewaardeerd lid van het amusementsorkest “The Bianco’s”.
Gerjan kreeg na twee jaar Nieuwlande een conflict met een leraar over zijn cijferbepaling, waardoor hij zou moeten doubleren. In overleg met zijn ouders werd toen besloten de M.A.V.O. opleiding aan het “Ravelijn” in Coevorden te vervolgen. Na twee jaar behaalde hij hier zijn diploma. Daarna volgde hij met goed resultaat de opleiding analytische chemie M.B.O. en H.B.O. in Emmen. Tijdens zijn studie leerde hij, gedurende een door Henk verzorgde disco-avond in het recreatiepark De Huttenheugte, Gerda Zijdel kennen, die een onuitwisbare indruk op hem maakte. Zij kwam uit Uithoorn en na een jaar gelukte het Gerjan in dienst te kunnen treden bij Biotrading Benelux B.V. in het naburige Mijdrecht, waar hij zich inmiddels heeft opgewerkt tot “executive vice-president”. Hij trouwde met zijn Gerda op 27 april 1984 en ging met haar in Wilnis wonen.
Ook Gerjan speelde op aandringen van zijn vader bij T.O.G., maar dat werd geen succes. Hij was veeleer een sportman en voetbalde tot zijn niet geringe voldoening vanaf zijn vijftiende jaar in het eerste elftal van N.K.V.V. Later speelde hij nog enige tijd bij de voetbalvereniging van Mijdrecht.
En Henk? Henk is een hoofdstuk apart!