Groot was in 1890 de verontrusting onder een aantal Coevorder middenstanders, toen bekend werd, dat de Minister van Waterstaat, Handel en Verkeer besloten had een nieuw postkantoor te laten bouwen ‘aan de Kasteeldijk’. Veel te ver van het stadscentrum, oordeelden de heren. De minister kon toch ook het bestaande kantoor aan de Friesestraat wel laten vergroten? Daar was men sinds 1823 al gewend heen te gaan. Ze dienden een verzoekschrift in, maar Zijne Excellentie was er niet van onder de indruk. Voor f 2.500,- werd van K. van Tarel een schuur met achtergelegen grond aan de Kasteeldijk gekocht en rijksbouwmeester C.H. Peters kreeg opdracht een ontwerp te maken.
Hij ontwierp een voor die tijd haast klassiek gebouw in neo-renaissancestijl met boogfriezen boven de ramen, smeedijzeren sierankers, natuurstenen versieringen en een hoge en lage dakkapel. Een prachtig postkantoor, wel in schril contrast met de hedendaagse dienstenbalie in de Gansehof. De verontruste middenstanders wandelden er na de opening in 1892 toch met genoegen heen, zeker, toen er in verband met de uitbreiding van de telegrafie en de komst van telefonie een noordelijke vleugel werd aangebouwd. Hierdoor kwam het hoge dakkapelgedeelte centraal te staan en werd een veel evenwichtiger geheel gekregen. Rijksbouwmeester eters zou nog veel van deze postkantoren bouwen, waaronder in 1908 dat van Nieuw-Amsterdam en in 1912 dat van Emmen.
Het Coevorder postkantoor had zijn indrukwekkend voorkomen niet voor niets. Het was immers een belangrijk centrum van postdistributie, dat elke dag bevoorraad werd door de postkoetsen uit Zwolle, Assen en Hoogeveen.
Postdirecteur Zwart, die met zijn gezin de eerste verdieping bewoonde, was elke dag aanwezig om aan het bedrijf leiding te geven. Toen in 1905 de trein van de Noord-Ooster Locaal Spoorweg Mij. zijn intrede gedaan had, werden alle poststukken bij het station uitgeladen om voor sortering en bezorging direct naar het kantoor gebracht te worden.
Vooral vanaf de jaren dertig van der vorige eeuw as het postkantoor dagelijks in bedrijf. Van de telegrafie werd volop gebruik gemaakt en ook het telefoneren vanuit de ‘openbare spreekcel’ in het kantoor raakte in zwang. Wie een eigen telefoontoestel thuis had, moest toch eerst verbinding zoeken met de telefoniste ‘op het kantoor’ om doorverbonden te worden. Aan de loketten werden volop zaken gedaan als geld overmaken per postwissel, bedragen inleggen op het spaarbankboekje of geld daarvan opnemen, het uitbetalen van pensioenen en kwitanties enzovoort, enzovoort.
Het kantoor was ook op zaterdag open en zelfs enkele uren op zondag om de Joodse burgers, de op zaterdag (sabbat) geen zaken mochten doen, alsnog gelegenheid te geven. Er was een vaste staf beambten onder leiding van de directeur en de onderdirecteur, bestaande uit loket- en bureaupersoneel, een telegrafist, telefonistes en een elftal brievenbestellers. Laatstgenoemden waren er voor het buitenwerk. Ze bestelden te voet in de stad en op de fiets in de buitenwijken. Ware vertrouwenspersonen, waren het, wat ze betaalden ook allerlei uitkeringen uit, inden abonnementsgelden, verzorgden giro- en postwisselstortingen en hadden altijd geld bij zich, dat bij terugkomst tot op de cent verantwoord moest worden.
Ze vormden een hechte groep van verantwoording dragende ambtenaren, die ook vaak veel plezier met elkaar beleefden. Zo moesten Herre van der Veen, Jan Meijerink en Willem Koenders, die maar een klein kereltje was, eens om half twaalf ’s nachts de laatste post van de trein halen. Herre en Jan waren op tijd, maar Willem was er niet en dus duwden de eerstgenoemden al mopperend op ‘dat lillijke kereltien’ de zware handkar naar het station. Daar was Willem ook niet en de trein evenmin, waarop ze de kar maar vast op het perron zetten en Jan zich opnieuw luidkeels afvroeg, waar dat kereltien toch wel zitten mocht. Het antwoord kwam verrassend snel. ‘Hier is e wel’, sprak Willem vergenoegd, terwijl hij de deksel omhoogduwde en lachend de kar uit klauterde.
Het postkantoor deed als zodanig dienst tot in de jaren zestig. Toen werd het Bureau Gemeentewerken, waar directeur Jan Plasman en wethouder Herman ten Hoonte jarenlang de beleidslijnen uitzetten. In 1993 kocht het pas gevormde Waterschap ’t Suydevelt het postkantoor en voorzag het middengedeelte van een in stijl uitgevoerde hoofdingang met een bordes van vier treden. Erachter werd een nieuw kantoor met verbindingsgang en een ondergrondse garage gebouwd. Tijdens de graafwerkzaamheden kwam de archeologische dienst uit Assen onder leiding van Wijnand van der Sande een onderzoek instellen. Men vond hier de voormalige kasteelgracht terug met de restanten van de houten palen, die het brugdek hadden gedragen. Ook kwam er een zeldzame pelgrimspenning tevoorschijn, die in aanwezigheid van de toenmalige Coevorder museumvoorzitter (schrijver dezes!) werd bewonderd en vervolgens door Wijnand meegenomen. Terecht, maar ‘t was wel een hard gelag.
‘t Suydevelt was ontstaan uit een fusie tussen de waterschappen Loo- en Drostendiep en Bargerbeek. Onder leiding van voorzitter Luuk Rabbers werd echter al spoedig naar een nieuwe fusie toegewerkt. Samengaan met het Zuiveringsschap Drenthe, het waterschap Groot Salland en het waterschap De Vechtlanden in Overijssel werd noodzakelijk geacht en zo ontstond in 2000 het nieuwe waterschap Velt en Vecht. Dit betrok in hetzelfde jaar het uiterst moderne waterschapspaleis aan het Stieltjeskanaal. Het postkantoor kwam weer in handen van de gemeente Coevorden en kreeg opnieuw een ambtelijke bestemming. Een ruime balie en mooie stijlvolle werkvertrekken maakten het tot een heel bijzonder bureaucomplex. En de post? Die verhuisde via een pand aan het Stieltjeskanaal naar een nieuw kantoor aan de Wilhelminasingel. Nu wordt daar de post nog altijd klaargemaakt voor nog steeds lopende, fietsende én gemotoriseerde bestellers. De loketafdeling verhuisde naar de Gansehof. Aan ‘de Kasteeldijk’ staat nog altijd het monumentale postkantoor uit 1892. Nog steeds een sieraad voor de stad en nu nog in gebruik bij de gemeente Coevorden. Hopelijk zal er weer een zinvolle bestemming aan gegeven worden. Sta er eens een moment bij stil, bij dit monument.
Mo(nu)mentjes Stad en Streek 2010 – Huib D. Minderhoud