Uniek, verrassend, onvervangbaar


De achterzijde van het Coevorder kasteel biedt eigenlijk een historisch nog belangwekkender aanblik dan de voorzijde. We zien hier immers weer duidelijk de versterkte heuvel, de zogenaamde motte, waarop eens de oorspronkelijke eikenhouten torenburcht stond. Thans, dankzij de jongste ont- wikkelingen, herkenbaarder dan vroeger.

Aan de andere kant van de motte lag het omwalde en omgrachte woon- en leefterrein (de bailey), waar de familie, de soldaten, het dienstvolk, de levende have en de voorraden van de heer van Coevorden waren ondergebracht. De motte was aan de voet omringd door een gracht met palissaden versperring en hij was via een ophaalbrug verbonden met het woonterrein. Het geheel staat bekend onder de Engelse naam ‘Motte and Bailey’, omdat in Engeland deze burchtvormen nog steeds te bewonderen zijn.

Het jaar 1402 betekende een keerpunt in de oudste geschiedenis van Coevorden. Nadat hij in 1395 door bisschop Frederik van Blankenheim was verslagen, deed de laatste heer van Coevorden Reinoud IV zeven jaar later officieel afstand van zijn rechten. Met de macht van de heren van Coevorden, die in de veertiende eeuw zelfs hun eigen munten sloegen, was het voorgoed gedaan.

De bisschop benoemde al in 1395 als opvolger Zweder van Rechteren met de titel ‘Drost van Coevorden en Drenthe’. De drosten werden na hun dood of hun ontslag bijna altijd door anderen dan familieleden vervangen, zodat van erfopvolging geen sprake meer was. Op de heuvel, die daarvoor aanmerkelijk werd afgeplat, liet de bisschop als bestuurscentrum voor de drost het huidige hoofdgebouw van het kasteel verrijzen. De bailey verviel en de bijgebouwen kwamen nu op hetzelfde terrein als het hoofdgebouw, omringd door een gracht en een wal. In de Drostenzaal rechts hield de drost zitting, in de (ver- warmde) stoof ernaast wachtten de gasten en de onderdanen en aan de linker- kant bevonden zich enkele dienstvertrekken en de kapel. Laatstgenoemde ruimte werd na verloop van tijd bestuurskamer.

De Drostenzaal heeft binnen haar muren veel bijzondere personen verwelkomd. Hertog Karel van Gelre – die in 1527 zijn wapensteen in de voorgevel liet aanbrengen- was er, de Spaanse generaal Verdugo, prins Maurits, Fürstbisschoff Christoph Bernhard von Galen (Bommen Berend), generaal en drost Rabenhaupt, vestingbouwer Menno van Coehoorn en koningin Juliana. Vijfendertig drosten zetelden hier en hun familiewapens werden als geschenk van de provincie Drenthe in de ramen aangebracht.

Tot 1795 bleef het kasteel de zetel van de drosten en toen verkochten de voor het eerst gekozen patriottische bestuurders het aan de burgers Woltersom en Wossum. De wal met de vijf in 1588 opgeworpen bastions om het kasteel was toen al geslecht en de gracht was in verval. De traptoren was verdwenen en de blauwe, naar de leien dakbedekking zo genoemde toren, werd in 1832 gesloopt om te dienen tot verharding van de Looweg. Het kasteelgebouw werd gebruikt als opslagruimte en in 1843 al klaagden de Podagristen: ‘Nu doet zij (de Drostenzaal) dienst tot pakhuisruimte voor koren- en kruidenierswaren’ en over de kasteelgracht, dat zij verworden was ‘tot eene modderige haven voor een luttel aantal Vechtsompen (platboomde schuiten voor de vaart op de Vecht) toegeslibt of verwandeld in welige moestuinen en bleekvelden’. Gelukkig liet stadssecretaris Gerrit Herman Woltersom, in 1856 burgemeester geworden, zijn eigen deel van het kasteel van de bestuurskamer tot en met de stoof met de eerste verdieping verbouwen tot ambtswoning. De andere eigen- aar, bierbrouwer Drent, volgde zijn voorbeeld en nam het gedeelte van de Drostenzaal met de zolder als woonhuis en de kelders als opslagplaats in gebruik. Het kasteel werd naar de waan van de tijd wit gepleisterd en toen burgemeester van der Lely in 1886 aantrad, nam hij de woning van zijn voorganger over.

Toen hij in 1920 overleed, besloot zijn opvolger Gautier elders in de stad te gaan wonen, terwijl Drent zijn gedeelte toen al gebruikte als pakhuis. In 1938 kocht het gemeentebestuur het kasteel om tot algeheel herstel over te gaan. Daar kwam niets van. De Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw daarna waren obstakels van formaat en het kasteel verwerd tot een regelrechte ruïne. In de jaren zestig werd zelfs op afbraak aangedrongen. Gelukkig kwam ook daar niets van en eindelijk, in 1968, werden de financiële middelen gevonden om tot volledig herstel van het kasteel over te gaan. Onder leiding van directeur Corneille F. Jansen van het Provinciaal Bureau van Monumentenzorg, die zoveel monumentale gebouwen in Coevorden restaureerde, werd begonnen aan de restauratie.

Met medewerking van de zeer vakbekwame aannemer J. Nijboer uit De Wijk werd het karwei in 1972 geklaard en op 8 september van dat jaar opende H.M. Koningin Juliana in het kader van de herdenking van het driehonderd- jarig ontzet van Coevorden het kasteel. Sindsdien deden de Drostenzaal en de bestuurskamer dienst als raadszaal, vergaderruimte en als trouw locatie, terwijl in de stoof jarenlang de VVV gehuisvest was. Sinds de vergroting van hun aan- tal vergaderden de gemeenteraadsleden elders, maar de representatieve functie van het kasteel bleef. Tot 2007, toen de plannen voor het nieuwe gemeente- huis ‘Hof van Coevorden’ vaste vormen gingen aannemen. Het kasteel ging nu in erfpacht over aan Jos Wijland, bekend van Hotel-Restaurant ‘De Havikshorst’ in De Wijk. Het Gouvernement (‘t voormalig gemeentehuis) en het pakhuis De Vlijt aan de Haven verwierf hij in eigendom en met deze drie gebouwen zal een nieuw hotel-restaurant worden opgezet. Tot veler blijde ver- rassing herkreeg het kasteel zijn oorspronkelijk aanzien van ruwe baksteen en aan de achterzijde werden een verhoogd terras met een natuurstenen muurtje, twee bastionachtige uitbreidingen en een rietbeplanting aangelegd. Aldus de motte-achtige aanblik ten zeerste bevorderend, waardoor het kasteel er nu weer als een echt kasteel uitziet. Uniek, verrassend en onvervangbaar! Het Gouvernement of Gouverneurshuis werd in 1600 als woning voor de commandant van de vesting en de ‘onderhorige forten’ (schansen) gebouwd. In 1813/14 richtten de Franse bezettingstroepen het als garnizoenshospitaal in en dat bleef het tot de opheffing van het garnizoen in 1854. Na gebruikt te zijn als woning werd het in 1900 stadhuis. Prachtig wit gerestaureerd is het nu voorzien van een vergroot balkon met daarboven het tot 1960 gebruikte Coevorder stadswapen (zie omslag).

Sta er eens een moment bij stil, bij dit oudste Coevorder monument.

Mo(nu)mentjes Stad en Streek 2010 – Huib D. Minderhoud